woensdag 29 oktober 2008

Meneer Winter (Seizoenen deel 2)


Trots ligt meneer Herfst in bed, hij voelt zich zo ontzettend goed. Waar hij lange tijd moeite had om te laten zien dat hij nog steeds een krachtige man is, is het hem nu gelukt om door te breken. Hij had de kasten met alle Herfstspullen uit de kast gehaald, hij had de wind om de huizen laten gieren, hagel laten vallen en mensen bang gemaakt met bliksem. Hij had zelfs iemand horen zeggen "het is toch wel echt herfst" en de andere mensen beaamde dat. Als klap op de vuurpijl belde zelfs meneer Winter op om te zeggen dat hij gezien had dat de Herfst doorgebroken was. Hij was zo trots dat hij er bijna niet van kon slapen, maar uiteindelijk dommelde hij in en sliep een heerlijke slaap.

Maar toen hij de volgende dag wakker werd schrok hij, de mensen liepen met hun winterjas, sjawls en handschoenen aan. Had hij dan toch teveel wind gegeven, hadden de mensen het zo koud? In paniek keek hij verder het land over en hij wist niet wat hem overkwam, op bepaalde plekken in het land waren de straten wit, de bomen waren kaal en de wind was guur. Dit was niet zijn weer, dit was niet het weer van meneer Herfst. Als meneer Herfst het weer regelde waren de straten nat (niet wit) waren de bomen bedekt met enkele oranje en gele blaadjes (niet kaal) en was de wind hard (niet guur.) Had hij een fout gemaakt, was hij te hard van stapel gelopen?

Meneer Herfst belde meneer Winter op, maar deze nam niet op. Hij belde nog een keer en nog een keer en nog een keer en vervolgens kreeg hij meneer Winter aan de lijn. Maar nog voordat hij kon beginnen met praten was meneer Winter hem voor. "Is het niet geweldig" riep hij uit. "Ik heb zo lang in een hoekje gezeten, bang dat ik de winter niet meer in de vingers had, maar nu, nu heb ik iedereen laten zien dat ik er nog steeds ben!" Meneer Herfst stamelde "je nam niet op..." "Nee, ik heb het zo ontzettend druk, op het moment dat jij belde was ik net aan het kijken hoeveel ijs ik nog heb om op de sloten te leggen, ik ben van plan de kinderen een heerlijk schaatsweekend te geven!" Meneer Herfst zakte in zijn stoel en zei niets, kon niets uitbrengen.
"Meneer Herfst....? Meneer Herfst....? Ik wil u bedanken voor de moed die u me in hebt gesproken gisteren. Ik was zo enthousiast dat ik meteen aan de slag ben gegaan vanacht."

Meneer Herfst wist piepend uit te brengen: "Ik ben eerst." "Wat zei u?" "Ik ben eerst, ik bedoel, na de Zomer komt de Herfst en eindelijk was ik er. Ik ga even in bed liggen en het is meteen Winter....dat kan toch niet. Alle kinderen leren op school dat na de Zomer eerst een tijdje de Herfst komt, niet maar 1 dag."

Meneer Winter was stil. "Maar, maar ik dacht...nou ja, u had het gisteren over een deadline en ik was zo enthousiast en zag dat mijn kou-kast uitpuilde en toen, nou ja, ik dacht eerst alleen een beetje kou, maar toen vond ik het ook leuk om de straten wit te maken. En toen dacht ik, ach Sinterklaas komt er zo aan en Laura en Jedidja draaien al kerstmuziek, ik wist het echt niet meer." Meneer Herfst haalde diep adem en zei "meneer Winter, ik weet het goed gemaakt, als u nu gewoon doorgaat met het inspecteren van uw kasten, maar de inhoud nog niet gebruikt, dan maak ik eerst mijn regen en storm en bliksem op, want als u nu al begint met het legen van uw kasten, dan heeft u niets meer over in Januari en dan moet de Lente dan al komen en dan, nou ja, u snapt wel, dat gaat niet. Meneer Winter huilde excuses en zei dat hij het echt niet expres gedaan had. Meneer Herfst zei dat het wel goed zat, hij kon het ook wel begrijpen, hij had ook zo lang gewacht voor hij eens door kon breken. Misschien zouden zij en de vrouwen Lente en Zomer eens werkoverleg moeten houden.

Meneer Winter deed zijn kasten dicht en meneer Herfst haalde zijn 'herfstzon' uit de kast, de witte straten waren zo weer nat, zoals het hoorde. Hij liet een aantal blaadjes vallen en draaide de termostaat in zijn kamer naar 11 graden (meneer Winter had hem op 2 graden gezet die nacht, kon je je voorstellen!) Hij zag de mensen hun sjawls afdoen en hun jassen open. Kwam alles toch nog goed. Hij glimlachte en dacht aan zijn goede vriend de Winter, wat een enthousiaste man was dat toch.

1 opmerking:

Jodelieh Blue zei

Nee nu wordt hij mooi geeft hij ons lekker de schuld..